Van de Saone naar de Loire

De wijnroute

Onze motorboot overwinterde in St.-Jean-de-Losne in de Bourgogne, dat was een voltreffer. Vaker dan gepland spendeerden we er korte verblijfjes en werd de boot buiten het vaarseizoen ons tweede verblijf. Want nergens is het uitzicht zo mooi als vanuit de patrijspoort. Maar een boot koop je om te varen, natuurlijk. Lees hier het relaas over onze terugtocht in de zomer van 2014. We varen de wijnroute van de Saône naar de Loire. En verder over de Briare naar de romantische Loing, de Seine en via de Oise naar de vertrouwde Schelde en naar huis. Hier volgt de eerste aflevering

Deze slideshow vereist JavaScript.

Er is altijd wel iets wat je verhindert om echt weg te varen op de dag dat je gepland had. Zoals sputterende motoren, onvoldoende ontlucht na het vervangen van de mazoutfilters wat door mijn schipper met goeie wil maar mogelijks met minder kennis van zaken werd uitgevoerd. Dus de motorkap naar omhoog. Dat is meteen het sein voor de schippers van de omliggende boten. De Franse buurman komt als eerste kijken, ‘il faut purger,’ bevestigt hij. Algauw staan ze er met drie. Schippers doen niets liever dan over motoren te discussiëren, deze matroos maakt zich dan maar uit de voeten.

Ondertussen is het snoeiheet. Zonder overleg met mijn schipper weet ik dat we nog een dag zullen blijven, terwijl ik popel van ongeduld om aan onze vaartocht te beginnen. Uit chagrijnigheid loop ik de Casino binnen en koop Ola Magnum double chocolate. In deze kleine buurtsupermarkt kom ik meerdere keren per dag, ze kennen me goed, maar de cassière aan de kassa laat me wachten, ‘ça va décongeler’ probeer ik haar tot spoed aan te manen, maar nu laat ze mij voelen dat ze niet vergeten is dat ik deze ochtend van de kersen proefde en de pitten tussen de kratten wegmoffelde – ‘il y a des poubelles, madame,’ riep ze toen luid (vuilbakjes dus) – deze caissière houdt mij altijd in de gaten. Enfin. Nu wil ze zich niet haasten, zij zal er de oorzaak van zijn dat mijn Ola Magnums zullen smelten nog voor ik de 200 m naar de boot door de blakende zon aanvang, met enkel de schaduw van mijzelf om ze uit de zon te houden. Op de promenade – dat is het verharde weggetje aan wal naast de boten – bots ik op Delphine van de Sinbald. ‘Vertrekken jullie nog?’ vraagt ze plagend, deze Française van bijna zeventig bewoont en vaart haar boot alleen, ze heeft een vouwfietsje zonder kettingen waar niets aan roest en het ziet eruit als een circusfietsje. Klasse! Zoals ze wegfietst op de promenade met wapperend grijs haar en bruine benen.

Heibel op de steigers. De hond van onze overburen sprong in het water en hij wil er niet uit. In dit bassin tussen de Saône en Canal de Bourgogne liggen zo’n vierhonderd boten en veel stroming is er niet. Er is sanitair aan wal, maar niet iedereen neemt het even nauw – ik zag nog nooit drollen drijven – maar wanneer de hond uit het water is, moet hij gewassen worden.

We kennen de mensen op de boten rondom ons al goed. ‘Morgen vertrekken we écht,’ zegt mijn schipper. Op het einde van de pier vieren de Engelsen de verkoop van hun woonboot, verpatst voor een peulschil aan Fransen die nooit zullen varen maar wel graag op het water willen wonen. Niets aan te doen, zeggen de Britten. De nieuwe wetgeving maakt het voor woonboten heel moeilijk, de vereiste Europese aanpassingen zijn duur en buitenlanders worden gecontroleerd.

Zo dadelijk gaan we iets drinken bij de Britten om het einde van hun woonbootavontuur te vieren, en te vertellen over onze vaarplannen – voor je het weet vertel je ook je geheimste gedachten. Omdat je weet dat je ’s anderendaags wegvaart en je elkaar meer dan waarschijnlijk nooit meer terugziet.

Onderweg

In Chalon-sur-Saône slaan we af naar het Canal du Centre, de wijnroute. We varen door de Côte de Beaune, het zuidelijke deel van de Bourgondische wijnstreek. In Santenay kan je afmeren en de cave van een bekende Côte de Beaunewijn bezoeken of op je boot genieten van het formidabele uitzicht. Er zijn nog mooie plekjes om af te meren, maar je moet er vroeg bij zijn. Onze buurman, een Nieuw-Zeelander op een omgebouwde tulpenschuit, probeert elektriciteit af te tappen zelfs al zijn alle stopcontacten bezet – met de hulp van mijn schipper lukt dit warempel – er slaat geen rook uit en het systeem crasht niet.

De Nieuw-Zeelander spreekt over de admiraal als hij zijn vrouw bedoelt, zelf is hij de kapitein want hij doet al het werk, zegt hij zelf. ‘Hoorde je dat?’ zeg ik een beetje opstandig tegen mijn schipper, maar ik weet dat er op ons bootje naast mijn schipper slechts plaats is voor een matroos – niet voor een admiraal.

De Nieuw-Zeelander is een beetje aangeschoten na een bezoek aan de wijncave. Ze werden per auto opgehaald en terug gebracht en nu trakteren ze ons gul zodat wij er ook van meegenieten. ‘Zelfs de vloer van de cave is met wijn doordrenkt,’ verklaart hij plechtig terwijl hij de glazen bijvult. Exclusieve wijnen, crémants of wijn in grootverpakking: je kan kopen tot je boot zinkt.

De ene sluis volgt de andere op

Zo diep in Midden-Frankrijk ontmoet je zelden Belgen en Nederlanders. Wel Denen, Britten, Zwitsers, Nieuw-Zeelanders en Australiers die hun boot voor ‘hivernage’ in Frankrijk laten. Het kanaal is geplakt tegen de steile helling van het plateau en ligt hoog, soms wel 10 meter hoger. Beneden ontplooit het landschap zich met dorpjes en kerktorens tussen de glooiingen. Naarmate we klimmen wordt de afstand tussen de sluizen korter, soms nauwelijks 500 meter.

Ik ben kapot. Door de vele sluisjes en door de hitte, want ’s zomers is het hier makkelijk 40°C. Voor deze matroos is dat afzien in de brandende zon op de neus van een witte boot. We stijgen 120 meter over 35 sluizen, de diepte van de sluizen is afhankelijk van de helling van de heuvel. Wanneer het verval meer is dan 4,5 m zijn er glijpalen voorzien. Sowieso zijn er weinig verlooppotten. Je zet het automatisch systeem van de sluis in werking door een blauwe stang op een onbereikbare plaats helemaal vooraan in de sluis omhoog te duwen. Mijn schipper moet tot tegen de verste sluisdeur varen eer ik die ‘tirette bleue’ kan grijpen zodat ik er een flinke duw aan kan geven, daarna vaart hij achteruit en deze matroos moet vliegensvlug een verlooppot zien te vinden en de boot vastmaken voordat het water de sluiskamer binnenstroomt, en dat gebeurt algauw! Niet dat het water er gutsend binnenstroomt. Dat niet. Maar wel van opzij en natuurlijk net op de plaats waar onze boot ligt. Ik moet het altijd allemaal zelf doen terwijl mijn schipper achter het stuur zit en zich nergens van bewust is – hij heeft er geen idee van dat ik bijna met mijn vingers gekneld geraak tussen reling en sluismuur – dat ik op het smalle gangboord bij die middenkikker geen plaats heb om veel manoeuvres te doen – mijn schipper denkt dat ik de lenigheid en de snelheid heb van tien jaar geleden. De Denen achter ons amuseren zich met mijn klunzigheid, leuk voor hen om als tweede boot achter ons te varen en zich nergens om te hoeven bekommeren, denk ik kwaad. Maar in de volgende sluis klimt de Deen op de glibberige, met modder bedekte sluisladder naar de kade om daar de blauwe stang te bedienen. In mijn ogen een heldendaad. Soms loont het om klunzig te versassen.

Deze Denen zijn onze compagnons voor vandaag, er wordt gevraagd om altijd per twee boten te versassen om waterverspilling tegen te gaan.

De sluiswachters volgen alle boten nauwgezet, ze hebben een klembord met een blad waarop gekleurde vakjes die de boten voorstellen die onderweg zijn: rekening houdend met sluizentrappen waar je niet tussenin kunt afmeren noch kruisen, en rekening houdend met de huurboten die altijd en in iedere sluis hulp nodig hebben versus de hobbyschippers die alleen hun plan kunnen trekken als het zo uitkomt.

Vandaag doen we een lange trot over de top van de heuvel. We vertrekken in St.-Léger-sur-Dheune. Eerst de vallei van de zeven sluizen die je achter elkaar moet doen. Daarna varen we op het hoogste pand, een smalle vaargeul tussen een waterrijk gebied met plassen en meertjes die het kanaal voeden. Tijdens droge zomers is er een nijpend watertekort. In het najaar sluit men dit hooggelegen deel van het kanaal af – maar in 2014 gebeurde dit reeds vanaf 20 augustus en dat is een maand eerder dan de vorige jaren.

Dat we de waterscheiding passeren merk je aan de benamingen in de sluizen. Toen we stegen heetten ze: Med 1 of Med 2…, refererend naar het feit dat de rivieren in de Middellandse Zee uitmonden.

Nu varen we stroomafwaarts in het stroomgebied van de Loire die naar de oceaan stroomt, daarom heten de sluizen Océan 1, Océan 2 … enz. We genieten van prachtige vista’s op rurale landschappen: glooiingen, hellingen, haagjes, beekjes en oude eikenbomen, en weides met witte koeien.

Zo varen wij van de Saône naar de Loire over het oude Canal du Centre met vervallen, diepe sluisjes, die elkaar snel opvolgen. Iedere dag horen we wel een verhaal over panne aan de sluis voor of net achter ons, maar de boel wordt opgelapt en wij zijn al lang blij dat we ongeveer iedere dag kunnen varen. Even zag het ernaar uit dat het kanaal aan het leeglopen was: het waterniveau bleef maar zakken terwijl wij versasten. (zit er iets klem tussen de sluisdeuren of tussen de schotten vroeg ik mij af?). Tot overmaat van ramp spoot een straal water uit de lekkende sluismuur door het open patrijspoortje recht onze slaapkajuit binnen, dat was balen. Achteraf hoorden we dat die bepaalde sluisdeur (de zestien) al dagen kapot was, en de bateauporte ‘onderweg’. Een ‘bateauporte’ is een soort varende ‘sluisdeur’ die tijdelijk dienst doet terwijl de echte deur gerepareerd wordt zonder dat de sluis leegloopt.

Na de waterscheiding varen we in het stroomgebied van de Loire.

Pas in Digoin krijgen we deze rivier voor het eerst te zien terwijl we er overheen varen via het aquaduct. In de ban van deze rivier kiezen we voor het Canal de Roanne, dat parallel loopt langs de glinsterende, onbevaarbare Loire. Dit is een extra trotje van 55 km en 10 sluisjes tot aan de stad Roanne. Maar dat hebben wij er voor over!

Afgemeerd in Roanne, een haven vol oude glorie. Er liggen nogal wat buitenlanders met een woonboot, de meesten hebben hier al jaren een vaste ligplaats. De schippers die op de kade rondslenteren zijn zeventig plussers die hier al jaren overwinteren en blijven rondhangen en slechts voor korte periodes naar huis terugkeren. In de jaren negentig was Roanne het Mekka van de waterzwervers, deze jongens zijn allemaal oud geworden, maar iets van de sfeer van de nineties hangt hier nog rond – en allemaal verkopen ze hun boot. Roanne is een zeer gegeerde plaats voor hivernage en is goedkoper dan de marina’s aan de Saône. Lees meer in een volgend artikel.

Tekst en foto’s: matroos Roos / Matroos Roos heeft vele Europese rivieren & kanalen bevaren, 15 jaar ervaring en bijna 4000 vaaruren achter de rug.