Op de Haute-Seine ten zuiden van Parijs

Een stoet van boten, stopt niet

Tekst en foto’s: Roos Degheele

De Seine tegenstroom vanaf Parijs is incontournable als je de Loing of de Yonne wilt bereiken en de legendarische vaargebieden die erbij aansluiten.

In vroegere tijden prevelden binnenschippers een schietgebedje wanneer ze hun tocht tegenstroom op de Haute Seine voorbij Parijs aanvingen om er hun vracht af te leveren. Vandaag herinnert weinig of niets nog aan de schrik die de rivier ooit aanjoeg in barre tijden van wind en overstromingen.

Deze slideshow vereist JavaScript.

Wat stuurmanskunst betreft kunnen we niet tippen aan die oude schippers – hun vakmanschap is onovertroffen – maar wij beschikken over een naïef enthousiasme en een boot met een iets betere uitrusting. En ondertussen zijn ook de sluizen en de barrages gemoderniseerd waardoor schutten niet te vergelijken is met de tijd van toen.

We verlaten le port de Paris-Arsenal, deze matroos lust de lijnen op, verhangt de fenders en put satisfactie uit de ronkende motoren en het spel van glinsterende opspattende waterdruppels waarin het zonlicht gevangen zit.

We naderen de samenvloeiing van Marne en Seine. Het herkenbare Huatuan Chinagora Hotel in de vorm van een pagode is gebouwd aan de monding zelf, bijna als een saluut aan de Marne die hier haar naam en ook haar kleur verliest. Vanaf nu varen we op de Haute Seine, want zo heet de rivier tot aan de samenloop met de Yonne.

De Haute Seine is zonder meer boeiend. Twee idyllische zijrivieren, de Loing en de Yonne, brengen je naar legendarische vaargebieden. En er is voldoende verkeer van jachtjes met schippers die dezelfde hobby delen, zonder dat je veel hinder ondervindt van de vrachtboten die beroepshalve de Seine opstomen.

We passeren de eerste sluis Port-à-l’Anglais en varen de 50 km tot Melun in één ruk.

Er blaast een gemene wind wat schutten moeilijk maakt, onze boot is windgevoelig. Al bij al schieten we goed op. De Seinesluizen worden onderhouden en vlot bediend; omdat ze zo groot zijn schut je samen met de vrachtboten wat niet echt ontspannend is, maar normaal gezien geen specifieke problemen oplevert.

Verschillende types van landschappen glijden voorbij: verstedelijkte zones, spoorwegen en druk autoverkeer, stille velden, opmerkelijke huizen, groene oevers met villa’s, bos hier en daar.

Het economische belang van de Haute-Seine kan ons niet ontgaan, de rivier is zowel een economische slagader als een toeristische trekpleister. Een economische analyse wil ik niet maken. Wel een bespreking van de haventjes en afmeerplekjes onderweg.

Melun ontstond net zoals Parijs op een eiland dat wordt gevormd door een bocht in de Seine. Vandaag is Melun een bloeiende universiteits- en cultuurstad. Naast de wandelpromenades aan de kaaien zijn een paar afmeerplaatsen voor jachtjes voorzien, we deinen onrustig op de golven van de vrachtboten die tot laat nog varen.

Vanuit het station vertrekt er een pendelbus naar het kasteel van Vaux-le-Vicomte, dit château benadert de pracht en de praal van het kasteel van Versailles en blijft een van de mooiste bouwwerken van de 17de eeuw. Een wandeling door de tuinen ontworpen door Le Nôtre blijft je bij.

Samois sur Seine is een schilderachtig dorpje waar vijf yachtjes kunnen afmeren. Dit dorp waar Django Rheinhardt verbleef en stierf, lokt ook Parijzenaars op zoek naar natuurschoon en wat frisse wind, letterlijk dan.

De haven ligt beschut op een zijarm van de Seine, tegenover groene oevers van een eilandje; we horen de vogeltjes fluiten, zo stil is het hier.

Amerikanen met een Hollandse woonboot bezetten zowat de hele steiger en dus meren we langszij af. ‘Ik heb er niets op tegen zolang je wegblijft van mijn patrijspoorten,’ zegt de Amerikaan. Er arriveren voortdurend jachtjes die dan maar afmeren voor de neus van de woonboot aan een oever met brandnetels waar ze het aan de stok krijgen met de vissers. ‘We betalen voor een visvergunning!’ ‘Wij betalen om te varen en te kunnen afmeren!’ Van op ons achterdek volgen we de discussie, blijkt dat die woonboot er al de hele week ligt en er al dagen geruzied wordt voor ligplaatsen.

‘Mag ik jullie uitnodigen voor een glas wijn, ik heb nog een halve fles van de beste Pouilly-Fumé,’ zegt de Amerikaan, zijn naam is Bob en zijn vrouw heet Vivian. We heffen het glas en klinken. ‘Ik wilde al eerder vertrekken, maar het past niet voor de Franse stuurman,’ zegt Bob en ik kan zien dat hij zich niet comfortabel voelt met de situatie. Varen met een woonboot vereist métier wat deze man niet heeft en daardoor is hij afhankelijk van een schipper die hem blijkbaar aan het lijntje houdt.

Alleen Britten, Amerikanen en naïevelingen laten zich nog vangen door die droom om op een verbouwde spits door Frankrijk te varen. In Nederland hebben ondertussen alle vorige eigenaars van dergelijke boten hun schip verkocht en deze zijn nu passagiersboten met toeristen.

Ik wil achterhalen wat mensen drijft om een dergelijk bootavontuur aan te vangen. Op mijn vraag of hun vaarvakantie een beetje is zoals ze voor ogen hebben, haalt Bob de schouders op. ‘Onlangs betaalde ik veel te veel voor een zogezegd nieuw wisselstuk,’ hij grijnst, ‘we pay and we forget about it.’ Een boot blijft geld kosten, het stopt nooit en het werk evenmin.

Ik kan veel sympathie opbrengen voor schippers die hun droom najagen. In de wetenschap dat het niet verstandig, efficiënt, noch rationeel verantwoord is wat ze doen en dat er geen einde komt aan de obstakels, en er weer een nieuw probleem zal opduiken.

Deze Amerikanen hebben hun dromen gekocht. ‘Dit is zo’n mooi gerenoveerde boot, met veel ruimte en alles wat onze kinderen en kleinkinderen maar kunnen wensen. Maar ze komen niet,’ zegt Vivian. Plots springt ze recht en reageert hysterisch omdat de Franse hond, van dat andere jachtje dat ook langszij de woonboot ligt, met zijn scherpe klauwen het geschilderde dek dreigt te beschadigen. ‘Jullie moeten afmeren bij de woonboten, niet hier,’ protesteert de baas van de hond. ‘We zijn plaisanciers, dit is een yacht,’ zegt Vivian. Waarop de Fransen boos hun hond terugfluiten, en losgooien omdat het volgens hen overal elders beter is om af te meren: waar de hond wèl aan wal kan en ze de fietsen kunnen uitladen en ze niet geïsoleerd zitten. Zo laten ze het ons weten.

‘De problemen lossen zich vanzelf op,’ zegt Bob. ‘Ik heb nog zo’n fles Pouilly.’

Tijdens onze vaarvakanties voel ik me goed als ik af en toe kan praten met anderen, een beetje deelnemen in hun leefwereld, horen hoe ze het aanpakken (hoe onpraktisch ook) en zo nog iets leren. Daar is het mij om te doen. Ook om het varen zelf. En ook een beetje om de historische bezienswaardigheden.

Het kasteel van Fontainebeau bevindt zich op 8 km, de route door het bos is de beste. Dit kasteel benadert qua aantal bezoekers het succes van het kasteel van Vaux.

In de buurt van Fontainebeau ligt Barbizon. Vroeger een dorp van houthakkers en boeren tot in de 19de eeuw er een zootje kunstenaars neerstreek om er ‘naar de natuur’ te schilderen.(Millet- Courbet- Rousseau ). Ze werden bekend als ‘De school van Barbizon’, als voorlopers van het impressionisme. Vandaag is Barbizon één levendige lange straat, met schildersateliers, musea, kunstgaleries, hotels en restaurants.

St Mammès-sur-Seine is een dorpje naast de monding van de Loing met een grote maritieme traditie en een populaire haven.

Met rukwinden tot 65 km per uur arriveren we, en prijzen ons gelukkig dat we nog een plaatsje vinden. Afmeren met de verkeerde wind is een moeilijk manoeuvre. Onze buren, Britse oud-zeilers zijn niet bang van onweer, maar klagen dat rivieren zo lastig zijn. Later zien we hoe een Japanner in zijn eentje zijn boot afmeert: hij zet het roer goed, springt aan wal én bevestigt de lijn in luttele seconden: het juiste moment inschatten, daar hangt alles van af – de Japanner is voorlopig nog alleen tot zijn vrouw in Parijs landt en ze een paar weken samen zullen varen – hij is al gepensioneerd, zijn vrouw niet. Dat vertelt hij ons.

Geen wifi aan boord. Daarvoor moeten we naar de capitainerie. De havenmeesteres, Laurette, is afkomstig van de Alsace en spreekt Frans, Engels, Duits, Italiaans en een mondje Japans. Ze geeft ons een lift naar de plaatselijke supermarkt omdat het hondenweer maar niet ophoudt. ‘Let’s share happiness,’ antwoordt ze op de vraag van de Japanner of hij in de kosten kan delen. Zo’n antwoord maakt mijn dag goed.

Morret-sur-Loing ligt 2 kilometer inwaarts op een prachtig plekje aan de samenloop van de Loing en de Seine. We wilden er liefst een week blijven, maar krijgen twee dagen. ‘Ik weet gewoon niet waar ik al die boten een plek kan geven,’ zucht Laurette die tegelijk ook deze haven beheert, twee drukke havens dus. ‘Er zijn zoveel jachtjes onderweg, alle plaatsten zijn continu ingenomen, en ook op de Loing ligt alles vol en ze arriveren allemaal hier.’

Er is volk op de steigers, terug naar de boot doe ik er een uur over. Vroeger was Morret een toevluchtsoord voor schrijvers en schilders die de drukte ontvluchtten. Het stadje is schitterend om te bezoeken. De brug en de kerk dateren uit de middeleeuwen en zijn weinig veranderd sinds de impressionist Alfred Sisley er schilderde, woonde en stierf.

Morret-sur-Loing is een van de plekjes waar we keer op keer naar terugkeren. Blijkbaar denkt iedereen er zo over. We installeren ons op het achterdek, de zon schijnt, het licht is wondermooi. De impressionisten wisten wat goed was. De Parijzenaars ook.

Montereau-sur-Yonne ligt 12 km verder en is de laatste haven op de Haute-Seine. Van op onze ligplaats kijken we uit op de kathedraal en op de monding van de Yonne in de Seine. Magisch. We zijn in de Bourgogne, weg van de Parijse invloedsfeer. Op de steigers heeft iedereen de mond vol van de Yonne, Auxerre, en de routes naar het zuiden.

De havenmeester ziet met lede ogen hoe de vele boten vertragen en dan teleurgesteld verder varen omdat alles vol ligt. Ze vraagt ons om op te schuiven: “de bouger un peu.” We zijn van goede wil maar er is geen manier om er nog een boot tussen te krijgen.

De Haute-Seine is met zijn 100 kilometers en 7 sluizen vlot te bevaren. La Petite-Seine is vanaf nu de naam tot zover de rivier bevaarbaar is. Hier stopt deze aflevering. Legendarische vaarroutes liggen binnen vaarbereik. En de stoet van boten stopt niet, de boten varen verder.

Tekst en foto’s: Roos Degheele, verschenen in VAREN mei 2016