Gent – Roubaix

Half augustus, Door een familiefeest is onze jaarlijkse grote zomerreis veel vroeger afgelopen dan gewoonlijk. Maar gezien we nu weer vrij zijn is het dus tijd om opnieuw de hort op te gaan. Toch kiezen we voor een trip niet al te ver van huis want het vaarseizoen is al flink opgeschoten. Van een vaarvakantie dicht bij de thuishaven kan je evengoed genieten. Trouwens, de weersvoorspellers doen nogal moeilijk, niet direct ideale omstandigheden om aan langetermijnplanning te gaan doen.

Klik hier voor de PDF versie als je wilt afdrukken en lezen op papier

Het Spierekanaal, sinds halfweg de jaren ’80 van vorige eeuw niet meer bevaarbaar maar na intensieve herstellingswerkzaamheden in 2011 opnieuw open voor de pleziervaart, lijkt ons een geschikte bestemming. De grensstreek, vooral aan de Franse kant van de ‘schreve’ heeft nu niet bepaald een goede faam, toch willen we graag eens het kanaal bevaren, indien we er ons niet gemakkelijk bij voelen varen we maar tot op de grens in Leers-Nord, we zien wel wat komt, te veel plannen vooraf kan alleen maar teleurstelling brengen. De bedoeling is om er een vaarlus van te maken, vertrekken over de Bovenschelde en terug via de Leie. Het zal even anders lopen, maar dat weet je nooit vooraf.

Onze eerste stop is de passantenhaven in Oudenaarde. Juist, er zijn twee aanvaarroutes mogelijk, via de Leie of de Schelde. Beiden zijn een gelijkwaardige optie, maar zoals gezegd kiezen we de Bovensschelde in de doorvaart, indien we alsnog beslissen om terug te keren kan dit zonder Frans waterwegenvignet, want het Kanaal van Roubaix is gratis tot aan de laatste sluis in Marquette aan de Duêle. Het is niet bepaald druk, veel bedrijven zijn duidelijk nog in verlof. Sluis Kerkhove staat voor ons klaar, een geladen spits die blijkbaar niet gehaast is ligt geduldig op ons te wachten en laat ons zelfs voorgaan tijdens het verlaten van het kunstwerk. De grauwe lucht voorspeld weinig goeds, met sluis Hérinnes in zicht valt het hemelwater met bakken uit de lucht. De sluis ligt op Waals grondgebied, we dienen ons vaartraject op te geven en bediening te vragen voor het Spierekanaal morgen. Volgens de sassenier in Hérinnes is er momenteel geen doorvaart mogelijk, er zou een stremming zijn in het Franse deel, het heeft, volgens de man, in de scheepvaartberichten gestaan. Het zou al verbazingwekkend zijn dat een stremming in Frankrijk in de Waalse scheepvaartberichten wordt opgenomen, achteraf zal blijken dat daar niets van aan was. Maar we zijn goedgelovig, we vinden het spijtig maar het is niet anders, toch willen we door de sluis om aan de steiger in Spiere, juist vooraan het kanaal, te overnachten.

‘Hoezo steiger, daar is helemaal geen steiger’, aldus de sluiswachter in Hérinnes…

Weer een teleurstelling, wij dachten van wel, maar die man zal het wel weten natuurlijk. We varen dan maar de sluis niet in en keren op onze stappen terug richting Bossuit. Hier hebben we wat meer geluk, de sluis wordt normaal volgens een vast schema bediend voor de pleziervaart, maar gezien beroepsvaart verwacht wordt aan de bovenkant kunnen we direct invaren. De passantensteiger in Bossuit ligt vol, hoofdzakelijk met eendenpoep en onverzorgde blijvenliggers. Jammer, want het is hier best aangenaam liggen, vlakbij het oude pompgemaal waarin nu een tearoom is gehuisvest. We steken nog door tot de kaaimuur in Moen, een reeds beproefde ligplaats, zeer rustig gelegen. Er wordt een BBQ in elkaar geflanst en het blijft gelukkig droog. Met een dikke trui is het buiten best uit te houden tot het maanlicht de dag afsluit. Bedankt Jupiter!

We blijven hier nog een dag liggen, uiteraard in afspraak met de sluisbediener. Want we liggen ten slotte aan de sluismuur afgemeerd. We maken een fietstocht in de mooie heuvelachtige omgeving. Nog vol ongeloof kunnen we het niet nalaten om een kijkje te nemen in Spiere, hier ligt wel degelijk een mooie steiger…Wel potverdorie! 

We brengen, voor we terug aan boord stappen, een bezoekje bij ‘de geitenboer’. Dat is geen boer maar een café, officieel het Sint-Pietershof genaamd, gelegen vlakbij de sluis in Moen achter de oevers van het stukje oude kanaal dat hier op een onverklaarbare wijze is blijven bestaan, en waar vroeger wel degelijk geiten liepen die de melk voor artisanale zuivelproducten moesten leveren. Het café is op zich reeds markant, de waardin een beetje excentriek en de bezoekers die je er tegen het lijf loopt zijn van allerlei pluimage. Velen komen er om muziek te maken of te filosoferen met andere zonderlingen, onderwijl genietend van één van de wel meer dan 100 streekbiertjes die bewaard worden in de oude kelders van het in staat van ontbinding verkerende oude Sint-Pietershof.

Na een, alweer, rustige nacht varen we door naar Kortrijk. Hiervoor moeten we nog 4 sluizen door, een grote in Zwevegem en 3 oude geklasseerde in Kortrijk. In Zwevegem varen we langs de als uitzicht beschermde elektriciteitscentrale ‘Transfo Zwevegem’ waarin je de machines en transformatoren uit het begin van de jaren 1900 kan bewonderen of, indien je daar zin in hebt, een initiatie duiken kan meemaken in een oude stookolietank die getransformeerd is naar een ultramoderne duiktank.

Eens we de 3 oude handbediende sluisjes achter ons hebben komen we op de Leie. We kunnen in Kortrijk kiezen tussen de binnenhaven juist om de hoek of de steiger bij de kliniek aan de andere kant van het Buda eiland. De binnenhaven lukt voor ons nog net als we bimini en windscherm neerleggen maar we weten dat het aan de andere kant ook goed is en gaan daar bivakkeren. Hou er bij het afmeren wel rekening met de stroming, achterwaarts invaren is het veiligst wil je de controle op je boot niet verliezen.

We horen van de havenmeester, die trouwens verbazend snel ter plaatse is, dat op zondag de jaarlijkse zomercarnavalstoet uitgaat, veel bijna blote bipsen met nog veel meer pluimen.

Pfff, dat interesseert mij van geen kanten, laat ik uitschijnen. 

Waarom gelooft niemand dat?

Zogezegd zo gedaan, we blijven tot zondag voor de bipsen, euh. voor de carnaval. Op zaterdag maken we een wandeling door het begijnhof, bezoeken het bijhorende onlangs nog vernieuwde museum en krijgen, zonder het te vragen, een gratis rondleiding in de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Na zoveel bezinning kan mijn aureooltje er weer tegen voor de opstoot van losbandigheid die er morgen zit aan te komen.

En het moet gezegd, ook al ben ik niet direct grote fan van het stoetgebeuren, deze blijkt toch wel de moeite waard om een extra dag Kortrijk in te lassen. Het is vooral bijzonder om zien hoe beweeglijk en kleurrijker de zuidelijke medemens is ten opzichte van de stijve harken die wij zijn. Vooral de opzwepende Burundese muziek brengt leven, zelfs in onze ledematen.

In de late namiddag nemen we afscheid van Kortrijk. We willen alsnog proberen om het Canal de Roubaix door te varen, maar nu vanuit richting Deulemont. 

We zoeken, en vinden, onderkomen in Menen. Maandagmorgen zal via telefonisch contact moeten blijken of doorvaart mogelijk is.

O, wonder boven wonder, Camille, de verantwoordelijke voor het Franse deel, krijgen we aan de lijn. Ze is net terug uit verlof. Daardoor bleven de verschillende mailberichten die we haar toestuurden onbeantwoord. Doorvaart is geen probleem, ze zal een ploeg bruggendraaiers reserveren voor ons. In de vroege namiddag, na een lunch in de kantine, laten we Menen achter ons. Nog twee Belgische sluizen tot aan de grens, een denkbeeldige grens zonder commiezen, het was ooit anders.

Enkele kilometers verderop, in Deûlemont, houden we bakboord aan en ruilen de Leie in voor de Deûle. Blijkbaar zijn ze hier ook stilaan begonnen met wat schuchtere baggerwerkzaamheden in verband met het Seine-Nord-project. Voor l’écluse du Quesnoy is de doorgang zo smal dat je best eerst de uitvaart tot voorbij de bakken van Ghent Dredging laat voor je binnen vaart. Eens in de sluis wordt je bij de sluiswachter ontboden voor wat paperassen. Je dient immers een vaarvignet te kopen voor die paar km en een sluis. Het kanaal van Roubaix valt niet onder de bevoegdheid van de VNF en is gratis. De man vult precieus zijn documenten in maar kan niet ontvangen. Daarvoor moet je in een der ontvangstkantoren van het Franse waterwegennet zijn. Gezien wij direct de afslag nemen blijft ons geld in de beugel, we verwachten wel een factuurtje in de brievenbus te vinden in de loop van de komende maanden. Na het aftekenen van een ontvangbewijs wordt ons een télécommande in de handen gestopt voor de bediening van het eerste sluisje in Marquette (nabij Wambrechies). Het pittoreske haventje van Wambrechies varen we voorbij. Niet echt slim want er is wel wat te beleven. Een bezoek met degustatie aan distillerie Claeyssens bijvoorbeeld. Je kan in de haven in alle veiligheid de boot achterlaten indien je een dagje Rijsel wil inlassen.

Let nu goed op dat je net voorbij de brug in Marquette de ingang van het kanaal naar Roubaix niet voorbijvaart. Onmiddellijke voorbij het eerste en enige sluisje met afstandsbediening is een mooie steiger waar we dankbaar gebruik van maken. Enkele magazijnen zijn vlakbij, we vullen de voorraad aan en genieten van een rustige nacht. We zijn in Noord-Frankrijk, op een boogscheut van megastad Rijsel, maar merken daar niets van…tot nu toe!

Dinsdagmorgen hebben we afspraak met de bedieners van de kunstwerken aan de eerstvolgende sluis tegen 9 uur. We varen nu op de Marque, een klein riviertje dat het Canal de Roubaix verbinding geeft met de Deûle. We zien onderweg twee spitsen die aan een fabriek hun lading moeten afgeven. Bij aankomst staat de sluis reeds open, de ontvangst is hartelijk. Camille doet haar opwachting met een bloempje voor de schipperse, ik moet het stellen met 4 kussen, maar ik klaag niet!

Ze heeft 2 kompanen meegebracht die ons over het hele traject zullen begeleiden. Die staan niet op de loonlijst van de VNF maar bij de ‘groendienst’ van Rijsel: Espace Naturel Lille Métropole. Ze staan in voor het onderhoud van de sluizen en de omgeving ervan, maar ze werken ook in parken. In de winter, als er buiten weinig te doen valt, worden ze ingezet om de stadsmusea te bemannen, mooi…toch? Er wordt ons nogmaals meegedeeld dat de maximum diepgang op de Marque beperkt is tot 1.2 meter, doorvaarthoogte 3.6 meter. De mast hebben we reeds neergehaald. De diepgang kunnen we moeilijk aanpassen, die is 1.25 meter, we nemen het risico, gezien onze boot kimkoeling heeft kunnen we geen verstopte filters krijgen. In het slechtste geval sleept de buik over de grond, de mosseltjes zullen het hard te verduren krijgen. (Sinds ons bezoek werd er gebaggerd en zou de diepgang overal 1.5 m zijn)

De Marque slingert zich nog enkele km verder door een groene omgeving, soms moet je letterlijk doorheen het struikgewas. De laatste honderden meter voor de afslag in Wasquehal liggen enkele boeien, de doorvaart is smal en ondiep, zeer ondiep, het roer luistert niet meer, tergend traag kruipen we vooruit, een spannend moment, maar onze schuit vertikt het om vast te lopen. Op de sluis staan onze begeleiders te supporteren, moesten ze kunnen, ze zouden helpen duwen. 

Eens in de sluis wordt ons verzekerd dat we het ergste achter de rug hebben, dat blijkt geen leugen! Intussen zou er gebaggerd zijn, mooi zo!

In deze eerste sluis van het Canal de Roubaix ligt een bootje te wachten, een soort bulldozer om overtollig groen, vuil en takken uit de waterweg te scheppen. We hebben een stil vermoeden dat hij soms dienstdoet om vastgelopen bootjes uit hun penibele situatie te helpen sleuren. We zijn op luttele afstand van Roubaix, toch staat ons nog een sluizentrap met 5 sluizen en ongeveer evenveel beweegbare bruggen te wachten voor we het hoogste pand bereiken en aan rust toe zijn. De sasseniers stellen voor om na de trap een pauze in te lassen aan de mooie steiger nabij de brug om er te genieten van het middagmaal. 

We bevinden ons nu op het waterscheidingstelsel tussen Leie en Schelde. Vanaf nu gaat het richting de Schelde terug bergaf. Het water, nodig om de sluizen te voeden, wordt opgepompt vanuit de Deûle nabij Rijsel, 7 km verderop, via twee ondergrondse gietijzeren buizen. (Usine élévatoire de Saint-André).

Wij zetten onze weg verder, nog steeds langs een door groen omzoomd kanaal. Nabij Tourcoing is een aftakking waar we niet invaren. De bruggen worden bij aankomst gedraaid. We hoeven niet te wachten op groen licht, zodra we eronderdoor kunnen wordt met een handbeweging het sein gegeven dat we door mogen, het oponthoud voor het wegverkeer wordt zo kort als mogelijk gehouden. In Brugge zouden ze hier iets van kunnen opsteken!

We komen bij de laatste sluis voor vandaag, écluse de l’Union, gelijktijdig verschijnt de bewoonde wereld. Oude, halfvergane fabriekspanden en nieuwe bedrijven wisselen elkaar af. 

Nog iets verderop passeren we een groot zigeunerkamp met een wirwar van misschien wel honderd woonwagens. In eentje gaat spontaan het raam open, we worden door jongeren toegeroepen, ze zullen onze fietsen komen stelen! Iets verderop zien we een groep kinderen, hetzelfde ritueel herhaalt zich. Maar dat zal niet waar zijn, een dubbel slot er rond, vast geankerd aan de boot, ze zullen verdorie van goede komaf moeten zijn om onze stalen rossen te ontvreemden.

We komen bij Pont Giratoire des Couteaux, twee hefbruggen die simultaan geopend worden.

Opnieuw varen we langs een woonwagenkamp, hier blijft het evenwel rustig. Maar goed ook, want juist daar, voorbij Le Pont du Nouveau Monde, blijven we namelijk liggen. Blijkt nu toevallig dat rotding door een elektrisch probleem niet meer dan een meter te willen opengaan. Gelukkig kennen de bedieners de zwakke plek van de oude dame zodat we met een kwartiertje vertraging toch kunnen afmeren. Na alles achter slot en grendel te hebben beveiligd maken we een fikse wandeling. Zowat alle nationaliteiten en de erbij horende klederdracht kom je hier tegen, af en toe ook een Fransman. Maar het valt wel op dat bijna iedereen je groet. Zelfs de vissers!

We hebben een waakzame nacht gehad, je weet wel, één oog open, eentje toe en de fietsen staan er ‘s morgens nog. Het weer is schitterend, eigenaardig genoeg, want aan het thuisfront, helemaal niet ver hier vandaan, regent het onophoudelijk pijpenstelen.

We hebben afgesproken met Farid en Said om tegen 9 uur onze weg te vervolgen. Drie sluisjes en evenveel brugjes dienen nog voor ons bediend te worden voor we Frankrijk verlaten. Zoals verwacht zijn ze stipt op tijd. 

‘Hoe was de nacht, geen problemen gehad?’

Volgens mij weten ze wel beter, ze kennen de buurt en de bewoners, wij gaan door als hun beschermelingen, er wordt aan ons niet geraakt. Ze geven in elk geval te kennen dat er maar heel zelden problemen zijn.

Na een gezamenlijke kop koffie gaan we van start. De eerste sluis verloopt vlekkeloos. We varen de tweede binnen als een man en een vrouw naar ons toe komen.

Op ‘le Pont levant Emile Duhamel’ wordt blijkbaar een passage voor een film gedraaid. De brug kan niet bediend worden zolang al die kabels en toebehoren er op liggen.

Of we zo vriendelijk willen zijn wat te wachten, 1 uurtje maar. We worden uitgenodigd om een kijkje te nemen.

Waarom ook niet. Te voet gaan we naar de brug, onze kompanen blijven bij de sluis.

Een massa medewerkers van de draaiploeg rennen alle kanten op, met kabels, zonneschermen, lichtmeters, statieven, boterhammen…

Het is een werk van lange adem, keer op keer wordt dezelfde opname herhaald. Die ene keer passeert ergens een bromfiets of hoor je spelende kinderen, dan vliegt een vliegtuig over of is de lichtinval net niet goed genoeg. Er is altijd wel iets. In de filmwereld moet je blijkbaar heel geduldig zijn.

We houden het al vlug voor bekeken en lopen terug naar onze boot. Daar is ook een vertoning aan de gang, minstens even mooi en uit het leven gegrepen. In een tentje aan de waterkant hebben enkele jongeren overnacht, 3 jongens en een meisje, allen even stoned, komen (gelukkig) weer tot leven. De jongens gaan vissen, het meisje begint te dansen en te strippen. Het blijft nog zedig maar onze sluiswachters vervelen zich niet. Wij trouwens ook niet!

Het filmgebeuren loopt evenwel, zoals verwacht, uit de hand. Pas tegen de middagpauze kunnen we door de brug. 

Na de middag loopt alles als een trein, de omgeving is bij het verlaten van de stad eerder desolaat: oude fabrieken, roestende brugjes en industrie. Maar de natuur komt terug. Na het laatste ophaalbrugje, waar we uitgezwaaid worden door het olijke duo, valt alles weer in zijn plooi. 

Een grenspaal hebben we niet opgemerkt, toch zie je onmiddellijk een verschil in de aanplanting. Zodra we België binnenvaren wordt de waterweg omzoomd door hoge canada’s. 200 meter verder komen we bij de sluis in Leers Nord.

Net voor de sluis is een prachtige steiger, met gratis voorzieningen. Vandaag houden we het voor bekeken. De bediening van de sluizen en brugjes op het Spierekanaal wordt verzekerd door de SPW (Service Public Wallonië). Camille heeft voor ons een afspraak geregeld tegen morgenvroeg.

In het Maison du Canal, een eet- en drinkgelegenheid ondergebracht in het voormalige sluishuisje, willen we voor deze avond een plaatsje reserveren. Tot onze verbazing geven ze enkel ’s middags maaltijden. We hadden nochtans reeds anders gehoord. Blijkbaar hebben ze tegenwoordig genoeg te doen met de talrijke fietsers en wandelaars die graag hun benen wat rust gunnen op het aangename terras, uiteraard met een Belgische portie gerstenat, aan een democratisch tarief, bij de hand. 

We maken ook nog een fietstocht, naar de winkel op zoek naar ons avondmaal! 

Deze plek is ideaal als uitvalbasis. Roubaix is maar 5 km verderop, het is hier rustig en veilig. Onwaarschijnlijk dat op zo’n korte afstand een heel andere omgeving kan bestaan.

Het Spierekanaal is mooi, de bediening gebeurt vlot. We genieten van de tocht, de soms mooie vergezichten en de rust. Er zijn enkele aanmeermogelijkheden, jammer genoeg zien we ook hier dat die stelselmatig ingenomen worden door blijvenliggers. Een oud zeer waar toch eens iets moet tegen ondernomen worden.

Onze ontdekking op een kanaal dat 35 jaar van verval achter de rug heeft en sinds 7 jaar terug in ere is hersteld zit er op. Komen we nog terug?

Zeker weten! Maar dan blijven we hier en daar wat langer hangen. Ons verblijf van drie dagen was te kort. En dat is maar goed, zo hebben we een reden om nog eens terug te komen naar de grensstreek, een streek met een rijke geschiedenis, maar vooral een streek waarvan we massaal blijkbaar een verkeerd beeld hebben.

Tekst: Jeta, verschenen in VAREN april 2019