Matroos aan wal tijdens de coronapandemie

Roos Degheele kroop in haar pen en schrijft over Corona en wat ze zie…

Woensdag 1 april. In de jachthaven ervaren we een bevreemdende desolaatheid. Rond en op de plezierjachtjes is geen hond te bespeuren. Mijn schipper en ik staan op de kade, met de fiets aan de hand, we waren er zeker van, of liever, we veronderstelden een paar clubmaten te zullen treffen op hun boot, om de accu’s te controleren, de lijnen te checken, of om een of andere essentiële klus te klaren. Maar nergens, zelfs niet achter de patrijspoortjes, is een levende ziel te bespeuren.  

Het kantoor is dicht, en de parking leeg. De vlaggen zijn opgeborgen. Nog steeds liggen dezelfde boten te koop, de eigenaars zijn senioren die hoopten op herstel van de markt en op betere tijden. Nu zullen ze een paar duizend, of eerder duizenden euro’s verliezen. 

Een boot wordt beschouwd als een tweede verblijf, je mag er niet naartoe. Zeker niet met de auto. Fietsen mag, maar dan enkel tot aan de steigers. Het is niet toegestaan aan boord te klimmen, koffie te zetten, of er te overnachten. Je zwemplateau kuisen of met de hogedrukspuit er overheen gaan: dat is niet-essentieel. Je ledige dagen vullen met klussen aan je boot: vergeet het! Er zijn geen geplande clubactiviteiten, geen barbecues, geen toervaartreünies. Social distancing is de nieuwe norm. Steigerpraat, opscheppen over vorige vaartochten… dat is nu niet aan de orde. En er is vaarverbod: geen plezierboot mag het water op.

Ons bootje ligt nog niet in het water. Hij staat op de kant in de werf een paar kilometer verderop, we zijn er niet in geslaagd om hem voor de lockdown vaarklaar te krijgen. Na het hevige onweer van gisteren wil mijn schipper het canvaszeil controleren, daarom rijden we er per fiets naartoe. Fietsen mag. Auto’s worden gecontroleerd op de toegangswegen naar de werf en de jachthaven. ‘Waar naartoe?’ vroeg de agent toen we, net na de lockdown, met een volgestouwde auto waarin bussen antifouling, allesreiniger, verfrolletjes, een ladder enz.. naar de boot reden om nog snel onderhoudswerk te doen. ‘Geen niet-essentiële verplaatsingen,’ kregen we te horen, ‘en enkel uit veiligheidsoverwegingen.’ De agent liet ons voor die ene keer doorrijden, een volgende keer zou hij de boete van 250 euro wèl aanrekenen.. 

De natuur trekt zich niets aan van covid-19, wij zijn de enige fietsers op het fietspad, op de baan rijdt geen enkele auto. We toetsen de code in en het hek van de werf draait open; we kennen de code want we komen hier al twintig jaar. De werf is privé terrein, hier gelden de coronamaatregelen niet, of toch? Alleszins de regels van gezond verstand.

‘Ik begon al een beetje tegen mezelf te praten,’ begroet Walter ons met een lachje. 

 ‘Misschien is dat gewoon de leeftijd,’ zeg ik, ‘en wat vertel je dan tegen jezelf?’ 

Walter begroet ons met een korte babbel, we respecteren de 1,5 m afstand. Heel wat boten zijn niet vaarklaar. Verderop is nog één iemand aan de slag, hij houdt zich afzijdig en is gefocust op z’n eigen schip. Geen gezellige samenscholingen, zoals gebeurde voor coronatijd. Onze taak is nu om het canvaszeil na de storm van gisteren extra goed vast te maken, daar houdt mijn schipper zich mee bezig, terwijl ik het hardnekkige groen van het zwemplateau probeer eraf te krijgen. 

Ondertussen denk ik na over epidemieën op boten. Tyfus en de zeer besmettelijke cholera braken uit tijdens de ontdekkingsreizen. Hoe ging Columbus daarmee om? Tyfus werd overgedragen door geïnfecteerde luizen, vlooien en ratten. Dysenterie door besmet voedsel en water. De meeste ziektekiemen werden door mens en dier meegenomen aan boord, ze sloegen pas toe als de bemanning verzwakt geraakte. De een na de ander legde er het bijltje bij neer, 25 tot 30 % van de zeelieden stierf een zwarte dood. De sterken overleefden. 

Het is goed wrijven en poetsen onder een deugddoend lentezonnetje, een boot vaarklaar krijgen is een werk van lange adem, en met dit besef wil ik ook de rest van de smerigheid verwijderen. Mijn schipper vindt het niet opportuun om nu de kluslijst af te werken. Corona, en ja, corona. Al een maand wordt over niets anders meer gesproken. De regering schakelde op 13 maart over van adviezen naar strengere maatregelen. Die ondertussen werden verlengd. Thuisblijven is levens redden. Intens sociaal contact was de basis van veel coronabesmettingen in Spanje en Italië. 

Paasmaandag 13 april. Een volledige maand lockdown zit er op. Ons leven wordt bepaald door het aantal coronadoden, de ziekenhuisopnames, en het verloop van de curve. Zitten we eindelijk op een keerpunt? Durven we al eens nadenken over een wereld na Corona? Er zijn minder doden, maar de maatregelen worden niet meteen teruggeschroefd. Ik zit te typen in de eenzaamheid van mijn werkkamer – niet op mijn favoriete schrijfplekje aan boord. Tijdens het zonnige Paasweekend wordt gevraagd om burgerzin te tonen en thuis te blijven. En vooral niet naar zee te gaan, de toegangswegen worden gecontroleerd, ook de toegangswegen tot de jachthavens. Ik probeer me te wapenen tegen een opkomend dipje. Op Pasen organiseren we traditiegetrouw een familiebijeenkomst. Geen feestelijk gevoel dit jaar. Geen geuren van brownies à la Jeroen Meus. Geen paaseieren voor de kleinkindjes!

Afleiding van buitenaf zou goed doen. Mijn schipper en ikzelf kunnen maanden verblijven op een boot van tien meter zonder op elkaars lip te zitten. Opgehokt aan wal is het moeilijker. In de media wordt voorspeld dat er een echtscheidingsgolf zit aan te komen, is dat minder van toepassing op schippers omdat ze beter gewapend zijn tegen afzondering? Comfort overspoelt ons, we vullen ons leven met overbodige dingen en nietszeggende luxe, en bezondigen ons aan overconsumentisme. Aan boord is het leven eenvoudig en simpel, het is een leven in de natuur, je doet het met steeds minder. 

Zeker de zeilers. We zijn bevriend met een koppel oud-zeilers die tijdens een verre solozeiltocht de scheidingspapieren ondertekenden en zwoeren te zullen stoppen met varen, ondertussen hebben ze een motorboot en zijn ze nog steeds samen. 

In Nederland mag gevaren worden. In België niet. Het heeft geen zin om het ene land met het andere te vergelijken, maar ik snap niet waarom het in Nederland wel veilig is om te varen.

Ons sociaal leven staat op het laagste peil sinds de lockdown van 13 maart. De gedwongen afzondering is beklemmend. We snakkend naar een andere stem, een ander perspectief, ander nieuws dan coronanieuws met telkens het aantal doden en de ziekenhuisopnames. Een arts verklaart op tv dat de maatregelen erger zijn dan het virus. Mensen isoleren, in quarantaine plaatsen, is op den duur onhoudbaar en onmenselijk zowel voor de patiënten als voor de artsen. Mensen sterven alleen op een kamer in een ziekenhuisbed. Iedereen vraagt zich af: wanneer is het over?

Maandag 11 mei. Na meer dan acht weken lockdown worden de maatregelen voorzichtig versoepeld. Winkels openen opnieuw. Mensen zijn aan het werk. Op tv gaat het nu ook over mondmaskers, en contact tracing. En hoe we coronaproof kunnen leven. De jachthaven is open, we mogen koffie drinken aan boord. En varen in de omgeving van de thuishaven, maar geen enkele plezierboot wordt geschut! 

Op de werf is het gezellig. Klussen is een hobby. De kranen staan klaar om de boten te water te laten. Doordat onze thuishaven van de werf gescheiden is door een sluis, staan wij weer voor schut. We kunnen nergens heen. Het blijft wachten tot we daarover opheldering krijgen.

Wat is de betekenis van het covid-19 virus? Is het de weerwraak van de natuur? Wij kochten een boot om te kunnen varen zoals onze pet staat. Dat is vrijheid. Veel gezelschap hebben we daarbij niet nodig. En geen gedoe over mondmaskers.

Tekst en foto’s: Roos Degheele